In vervoering
(door Marie-Thérèse Roosendaal)
De ene helft van Nederland zit uren met een houten kont in een kerkbank, de andere helft pijnigt week in week uit de stembanden. Passie voor de Matthäus Passion. Meedoen aan dat muziekstuk is de droom van bijna alle hobbyzangers. Koorleden vertellen waarom.
Vol afschuw denkt Herman Heus aan morgen. De bruine ogen die net nog zo vurig getuigden van zijn zangplezier, staan op slag droef. „Leeg ben ik dan. Leger dan leeg. Want dan is het voorbij. Ik was vroeger docent en mijn collega’s en leerlingen wisten dat ze Heus de dagen na de Matthäus maar stil in zijn hoekje moesten laten.” Het koorlid klaart op bij de gedachte dat het nog niet zover is: „Dit is de mooiste week van het jaar!”
Laatste repetitie van het Bachkoor Apeldoorn voor de uitvoering vandaag in theater Orpheus.
Onweer zwelt aan in de oefenzaal, een furie van alten en tenoren. Staccato dondert de verontwaardiging. „Sind Blitze, sind Donner!” Wijd, als vissen op het droge, sperren de monden open, verbeten klappen de kaken dicht. Koor in vervoering, rood kleuren de konen.
De Matthäus Passion, het magnum opus van Johann Sebastian Bach, over de lijdensweg en het sterven van Jezus, is nergens zo populair als in ons land. Hans Versloot, secretaris van het koor, vertelt dat de lezingen over het waarom daarvan, uiteenlopen. „De traditie is stevig geworteld in onze cultuur, dit jaar zijn er maar liefst 250 uitvoeringen. Misschien zit het in onze calvinistische aard, of komt het door de ontkerkelijking, dat mensen toch iets religieus zoeken.”
Hart
Vraag koorlid Anneriet Spaans wat dat toch is met die passie voor de Passion en ze zegt euforisch: „Bach, het is Bách. Zijn muziek gaat recht mijn hart in. Al het menselijke gevoel zit erin. Wraak, vergeving, zonde, liefde, ontrouw, verraad.” Ze zingt de Matthäus niet voor het eerst. „Dit is mijn zeventiende. Nee, het verveelt nooit. Na kerst, als de repetities beginnen, ben ik juist blij dat ik hem weer hoor. Zingen doet me goed. Als ik thuis oefen, komt de hond heel dicht bij me zitten.”
En nee, de andere huisgenoten pluggen geen oordopjes in. Integendeel. Stomtoevallig spreken we even later Cees Spaans aan. Haar zoon, ook koorlid. De Matthäus zit in zijn genen. „Mijn moeder heeft me een keertje meegenomen en ik was verkocht. Prachtig om het zelf te zingen. Ik hoor de Matthäus al sinds mijn derde. Die aria’s komen zo intens binnen als je er zelf bij bent.”
„Mi-mi-mi”, humt dirigent Joop Schets. Hij maakt de stemmen los met een potpourri uit Ja Zuster, Nee Zuster. „Niet met de deuren slaan, Duiffies, duiffies, kom maar bij Gerritje”, klinkt het gedragen. Opwarmertje voor het echte werk. Met zijn brede armzwaaien tilt Schets het koor op. Vijfennegentig stemmen zingen als één. Hoho, wacht, Schets corrigeert: „Alten, niet zo gekweld!” Opnieuw. En nog een keer na een uitspraakfoutje.
Onder enkele stoelen ligt een dikke Bach-bundel, maar die hebben routiniers Arien Laimböck en Ger Kruidenier niet meer nodig. De twee nachtegaaltjes kunnen die lappen Duitse tekst dromen na 31 jaar. Arien: „Maak me wakker en vraag naar mijn lievelingsgerecht, en ik zeg ’erwtensoep’. Maak me wakker, zeg Matthäus, en ik zing ’Wir setzen uns mit Tränen nieder’.”
In Pavlov-reactie op de tekst ’Sie sprachen’ staan de koorleden op. Net niet allemaal tegelijk. Dirigent Schets hoont de late opstaanders: „In één keer op je voeten! Zangers die dat niet doen, zijn introverte sukkels.” Zijn gehoor buldert van de lach. En gaan nog maar eens in de benen voor de maestro. Schets schudt pesterig zijn hoofd. „Te laat, Marjan.” ’Introverte sukkel’ Marjan grimlacht: „Ben door mijn rug gegaan.”
Koffiepauze. Herman Heus, grijs paardenstaartje, zoekt naar woorden om zijn liefde te omschrijven: „De Matthäus is het leven zelf. Woede, verdriet, vreugde, angst, verbijstering, mateloze aanbidding, verraad, liefde, trouw, grote schrik. Bach kraakt de kosmos. Het maakt in mij een diepe ontroering los, ook na vijftien keer.”
Baas boven baas. Voor Irene Builtjes, die hem vaker dan eens per jaar uitvoert, is het haar 64e. „De Matthäus zit in ons collectief geheugen. Zing ’Erbarme dich, Mein Gott’, en jongeren spitsen de oren, ze herkennen het.”
Vandaag wacht het grote applaus natuurlijk! Irene Builtjes schudt haar hoofd in afgrijzen: „Nee, ik hoop niet dat het publiek klapt, vorig jaar werd er zelfs goedkeurend gefloten, afschuwelijk. Na het slotakkoord moet het stil zijn. Een stilte die aanhoudt. Het teken dat mensen geraakt zijn.”