Verfijnde uitvoering van Matthäus Passion

Nog een keer (de laatste?) in de concertzaal van Orpheus: de Matthäus Passion door Bachkoor Apeldoorn, op vrijdag 12 april 2019. Een gedenkwaardige belevenis, niet in de laatste plaats door de steeds verder verfijnde interpretatie van dirigent Joop Schets, die met subtiele lichaamstaal koor en musici tot steeds verder toenemende expressiviteit weet te brengen.

Opvallend: de afgewogen dynamische contrasten in de verschillende rollen die het koor in het lijdensverhaal vervult. Van ingetogen melancholie tot grote emotionele scherpte, alle schakeringen komen vlekkeloos tot hun recht, van het verdriet na de kruisiging tot de woede en opwinding in de taferelen rond de arrestatie (Sind Blitze, sind Donner), de rechtszaak (Laszt ihn kreuzigen, Barrabam!).

Opvallend ook de ontwikkeling van de solisten, die in navolging van countertenor Dave ten Kate nu allemaal de arioso’s, aria’s en dialogen uit het hoofd zingen – ik herinner me nog die keer dat Ten Kate en sopraan Heleen Koele naast elkaar hun duet (So ist mein Jesus nun gefangen) zongen, Ten Kate uit het hoofd, Koele toen nog uit het boek. Dat evangelist (de uitstekende tenor Leon van Liere) en Christus (de weer indrukwekkende Hans Christian Hinz) nog wel de bladmuziek bij de hand houden, dat kan ik me voorstellen.

Een nieuw fenomeen: de boventiteling in hedendaags Nederlands. Dat maakt de uitvoering nog iets theatraler, samen met de mooie afwisseling in belichting van musici, solisten en koor. Theatraler, is dat erg? De chefs van Johann Sebastian Bach in Leipzig vonden van wel, die beoordeelden zijn Johannes en Matthäus Passion als veel te veel leunend op de in die jaren steeds verder oprukkende opera. Wij kijken daar nu anders tegenaan: het lijdensverhaal is immers tegelijk ook een aansprekend menselijk drama, en dat aspect mag best een rol spelen in een uitvoering.

Zeker in een theater als Orpheus; bij een uitvoering in een kerk ligt dat duidelijk anders. Dat de boventiteling volgend jaar terugkomt in de Grote Kerk lijkt me niet alleen technisch onmogelijk (daar hebben lang niet alle bezoekers goed zicht op wat zich bij zangers en musici afspeelt), maar ook ongewenst.

De manier waarop het deze keer werd gedaan vervulde wel goed de doelstelling: lang niet alle oude Duitse tekst is meteen begrijpelijk (als het in gezongen vorm al verstaanbaar is), en de ontwikkelingen zijn zo beter te volgen. Als het er ooit nog van komt het weer te doen: er zit één foutje in, waar ‘mij’ staat inplaats van ‘mijn’.

Tenslotte nog even een kanttekening bij het solistenkorps van deze uitvoering. Daar vallen weinig kritische noten bij te maken, behalve bij Dave ten Kate. Die zingt wel heel zuiver en doorleefd, maar zijn stem is toch eigenlijk iets te klein voor zo’n grote ruimte, en zijn neiging tot sterk vibrato wil nog wel eens doorslaan naar bibberig.

     René de Cocq